De stalen bodem van het watervat deelt de watertoren uit 1931 in tweeën. Deze tweedeling is aangegrepen om een ontwerp te maken dat is gebaseerd op het concept van twee op elkaar gestapelde huizen; de onderste woning heeft een ‘traditioneel’ karakter met voordeur en tuin, gericht op de buitenwereld, terwijl de bovenste, meer introverte, woning naar binnen is gekeerd met een dakterras dat als tuin fungeert.
In het onderste deel is het traditionele woonprogramma langs een doorlopende wenteltrap georganiseerd: keuken, woonkamer, kinderkamers en badkamer. De laatste ruimte is direct onder het waterreservoir geplaatst, om de relatie met de voormalige functie te benadrukken. Om in het onderste deel van de toren een verbinding met de tuin te maken en meer daglicht binnen te halen, is de toren aan de achterzijde ‘opengesneden’ over drie lagen. De pui is naar buiten geplaatst, waardoor er een vide ontstaat die een de verschillende woonverdiepingen verbindt. In dit deel wordt door de detaillering en materiaalkeuze het levendige en industriële karakter van de toren versterkt: zwart beton, glas en onbehandeld staal.